Migratiehorror, geweld, vervuiling en misschien tegen de Rode Duivels: Bosnië door de VRT-nieuwsbril

Die dagen waarop ik, ruim twintig jaar geleden, in Bosnië en Herzegovina ben geweest, behoren tot de warmste en fascinerendste uit mijn leven. De Joegoslavische oorlogen waren nog maar twee jaar achter de rug en alles leek mogelijk. Maar … hoe beneveld was ik door het feit dat ik jong, toerist en slavistiekstudent was, én bovendien in goed gezelschap? Om nog maar te zwijgen van die overdadige zonneschijn. Sarajevo en Mostar, de ritten erheen: alles baadde in oranjegeel.

Hoe troosteloos anders is het beeld dat de VRT ons via haar nieuwssite voorschotelt. Het zal vast voor vele landen gelden, maar ‘Bosnië’ intikken in de zoekbalk levert toch wel bijzonder veel kommer en kwel op. Het jongste bericht, van afgelopen zaterdag, over pushbacktoestanden rond de grens met Kroatië toont aan dat Agnieszka Hollands veelbesproken, moedige Zielona granica (Green Border, 2023) ook op de westelijke Balkan van toepassing is. Eigenlijk maakte de Sloveen Damjan Kozole met Rezervni deli (Spare Parts, 2003) al een sterke film van die strekking, maar toen lag de EU-grens nog westelijker.

En verder, zoals je op de bijgesneden screenshots op deze schrikkeldag kan zien: dreiging van nieuwe etnische conflicten, seksueel oorlogsgeweld en heel, heel veel vuil: van smog boven Sarajevo tot een Drina waarin je meer afval dan water ziet: mistroostige beelden van stukken rivier in een berglandschap dat toch elk beetje avontuurlijke toerist graag op zijn lijst zou zetten.

Eenmaal slaagde het ongelukkige land er recent in een VRT-nieuwsitem zonder miserie te halen. Bosnië-en Herzegovina mag op het komende EK in Duitsland misschien tegen Roemenië, Slovakije en België (in die volgorde) voetballen. Daarvoor moet het land in maart eerst nog vol aan de bak tegen Oekraïne, en als dat meezit, tegen de winnaar van Israël-IJsland. Doe je dezelfde ‘nieuwsoefening’ met laatstgenoemd land, dan krijg je 294 in plaats van 100 “resultaten”, met recent niets dan vulkaanberichtgeving. En over Oekraïne (4269 items) en Israël (2882) doen we er maar het zwijgen toe.

De Sloveense Tiendaagse Oorlog en de Russische empathie voor Goliath

door Maja Bajan

De Tiendaagse Oorlog (27 juni – 7 juli 1991) in Slovenië, het begin van het uiteenvallen van Joegoslavië, werd door Sloveense politici snel voorgesteld als een “strijd van David tegen Goliath”. Dat lezen we op de Nederlandstalige Wikipediapagina (30 mrt 2023). Op de Russische ontbreken David en Goliath, maar het is duidelijk dat de korte oorlog en de daaropvolgende Sloveense afscheiding vooral wordt betreurd. Ondanks de breuk tussen Tito en Stalin uit 1948 blijken de Russen met nostalgie terug te kijken naar de socialistische staat.

Zo klinkt het empathisch: “Op 27 juni werden twee helikopters van de Joegoslavische luchtmacht boven Ljubljana neergehaald […]. De slachtoffers van de crash waren […] kapitein 1e klas Toni Mrlak [een Sloveen!] en hoofdsergeant Bojančo Sibinovski […]. Later bleek dat Mrlak alleen maar probeerde voorraden brood te leveren voor de Joegoslavische soldaten” (30 mrt 2023; mijn vert.).

Daags erna troffen de “separatisten” drie tanks in het westelijke Nova Gorica. “Bij deze aanval werden vier soldaten van het JNA [Jugoslovenska narodna armija, ‘Joegoslavisch Volksleger’] gedood en zo’n honderd gevangengenomen. Afgesneden van de buitenwereld, elektriciteit en voedselbevoorrading, gaven JNA-garnizoenen zich over.”

ru.wikipedia.org/wiki/Десятидневная_война (30 mrt 2023)

De David in dit verhaal werpt meerdere zware stenen en Goliath lijkt helemaal niet meer op de intimiderende reus die hij eigenlijk moest voorstellen. Een andere passage wijst op de ongewilde zwakheid van de zielige, verlaten reus: “Ondanks de aanzienlijke militaire sterkte werd het moreel van het Joegoslavische Volksleger ernstig ondermijnd door de desertie van Sloveense soldaten, de vijandigheid van de plaatselijke bevolking en de pacifistische propaganda in de media.”

“Op 3 juli verzocht Milan Kučan [het jaar erop Sloveniës eerste president] om een staakt-het-vuren en om halftwee ging het JNA daarop in onder politieke druk van zowel de regering van Joegoslavië als van de EU”, toen eigenlijk nog de ‘EEG’. Hiermee wierp David zijn laatste steen en werd het JNA gedwongen zich terug te trekken.

Goliath valt definitief neer op 7 juli, bij “de ondertekening van het Akkoord van Brioni, waarbij het JNA er zich toe verbond de vijandelijkheden op Sloveens grondgebied te beëindigen.”

Bruegeliaans onbetrouwbaar? Drago Jančars De galeislaaf en een Vlaamse link met een koeienprins

In het kader van het Sloveense EU-voorzitterschap treden Stefan Hertmans (Gent, 1951) en zijn Sloveense collega-schrijver Drago Jančar (Maribor, 1948) overmorgen met elkaar in gesprek in de Brusselse Bozar. Moderator van dienst is Staša Pavlović, een Sloveense die werk van onder meer Hertmans vertaalde.

Beide heren zijn ram, maar daarover zal het wel niet gaan. Wel “over de kracht van het verleden” in en buiten hun werk (www.bozar.be/nl/kalender/meet-writer-drago-jancar-stefan-hertmans).

Hoe belangrijk de wereldoorlogen in Hertmans’ werk zijn, weten we hier in Vlaanderen wel. Ook Jančar is gefascineerd door wat er in zijn land gebeurde in de generatie vóór zijn geboorte (zie Laura Hostyns Kibikpost over Die nacht zag ik haar). Maar hier wil ik graag wat reclame maken voor De galeislaaf (Galjot, 1978), die zich afspeelt in het ongrijpbare zeventiende-eeuwse Centraal-Europa.

In deze vertaling (1995) van Roel Schuyt zegt de verteller ons (pas op p. 69): “Het zal niet makkelijk zijn te achterhalen wat er werkelijk gebeurd was met die wonderlijke ambachtsman uit het vorstendom Neisse [in Silezië, nu grotendeels in Polen] (als hij daar werkelijk vandaan kwam), dat wil zeggen met Johann Ott (als hij werkelijk zo heette) […]”.

Stel je sinistere wouden voor (zoals die op de Karawanken) – en erg ongastvrije ‘Habsburgachtige’ dorpjes – en de pest, die voortdurend op de loer ligt – en de inquisitie, die je constant doet vrezen dat je de indruk zou kunnen wekken iets fouts te doen – en natuurlijk ook een galei op onbekende wateren, waarop je als slaaf moet roeien tot je erbij neervalt – maar evengoed frivole picareske avonturen onder een hoofdstuktitel als:

“DE ONGEWONE BELEVENISSEN VAN DOROTHEA KAZELJ LOCATELLI,

OF:

HOE EEN MEISJE VAN ONS BLOED AAN HET KEIZERLIJK HOF DE TOUWTJES IN HANDEN HOUDT EN GESCHIEDENIS MAAKT” (1995: 181).

Dat is het grillige en levensgevaarlijke universum waarin protagonist Johan(n(es)) Ot(t) van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Of toch niet helemaal? De verteller van De galeislaaf geeft immers weleens een onbetrouwbare indruk.

Jančars toon kun je ironisch noemen, maar dan vaak zo koel en afstandelijk dat je je meermaals afvraagt of het eigenlijk geen sadisme is. Het panorama van De galeislaaf is begrijpelijkerwijs met Pieter Bruegel geassocieerd (getuige de cover hierboven), al had het ook met Jeroen Bosch gekund. In elk geval: de groteske sfeer van de roman is ongeëvenaard.

Edoch, Simon Spruyts wonderlijke Papa Zoglu (2017), die ons samen met de koeienprins uit de titel ook al door Centraal-Europa voert, komt qua sfeer en (on)gezelligheid erg aardig in de buurt. Heeft stripmaker-met-een-passie-voor-Oost-Europa Spruyt De galeislaaf gelezen? Daar zou een slavist eens een scriptie aan moeten wijden!

Kolesarjenje? Het academiejaar van Primož en Tadej

Door het coronabeest werd dit nog lopende academiejaar – in Gent plechtig geopend op 18 september – het eerste waarin je zowaar twee Rondes van Frankrijk kon winnen. En welk land speelde daarbij de hoofdrol? Juist, het Kibikland-van-de-maand: Slovenië.

Ivana Petric Lasnik, de intussen wielergekke lector Sloveens aan de UGent (de enige universiteit in de Lage Landen waar je deze Zuid-Slavische taal kunt studeren) hing een kleine tien maanden geleden volgend bericht ad valvas (in het blauw):

Woord van de week (9 oktober 2020)

(elke week ga ik proberen een woordje dat in Slovenië in de afgelopen week belangrijk was aan jullie voor te stellen)

kolesarjenje = wielrennen, fietsen

Na de onvergetelijke Tour de France zijn de Sloveense wielrenners vorige week naar België gekomen. Luik-Bastenaken-Luik is een wedstrijd die iedereen wil winnen. Vorige zondag [4 oktober 2020] won Primož Roglič de 106e editie van deze klassieker. Hij stond op het podium samen met nog een andere Sloveen, de winnaar van de Tour de France [20 september 2020], Tadej Pogačar. En de vierde was alweer een Sloveen, Matej Mohorič. In de Sloveense media konden wij lezen dat deze wedstrijd eigenlijk een kampioenschap van Slovenië was 😊 (Petric Lasnik)

Het podium van LBL 2020, v.l.n.r.: Hirschi, Roglič, Pogačar (© EPA)

En sinds dat prikbordbericht heeft Pogačar zijn tweede Tourzege en het brons uit de olympische wegrit in Tokio op zak. En o ja: hij won ook Luik-Bastenaken-Luik 2021. Roglič van zijn kant won later in 2020 nog zijn tweede Vuelta en eerder deze week het goud in de olympische tijdrit. En Mohorič? Wel, die won deze maand twee Touretappes, eentje minder dan Pogačar.

Zoveel weelde binnen één klein landje in een wereldvermaarde sporttak … Het doet denken aan hoe wij hier destijds trots genoten van Kim Clijsters en Justine Henin. Maar Slovenië is (een derde) kleiner dan België, en qua inwonertal (ca. 2 miljoen) zelfs meer dan vijf keer kleiner!

Als we dit Sporzabericht mogen geloven, stond een op de tweeduizend Slovenen held Primož gisteren in de luchthaven van Ljubljana enthousiast op te wachten. Een rotonde naar hem vernoemen is verdraaid het minste wat ze daar kunnen doen.

Duizend bommen en poppetjes! Maaike Hartjes’ dagboekje over de Kosovo-oorlog

‘Hartjes’? Zo’n fraaie achternaam kan in Vlaanderen alleen in pseudoniemen. Niet zo bij onze noorderburen. Tot het tegendeel is bewezen ga ik ervan uit dat Maaikes vader gewoon ook zo heet(te). Intussen is de Amsterdamse bijna vijftig, en tekende ze ontelbare autobiografische dagboekstrip(je)s bijeen over thema’s als burn-out en reizen/workshops in Hongkong of Zuid-Afrika.

Maar voor Kibik is haar tweede boek het interessantst: Maaikes grote dagboekje (uit 2002; ze werd toen dertig). De titel is – ondanks dat ‘grote’ – eigenlijk even minimalistisch als de stripjes en hun stijl zelf, met altijd weer dat empathisch makende Maaikepoppetje. In de eerste helft van het ‘dagboekje’ (zo’n 250 ongenummerde pagina’s) volgen we vooral Maaike en haar vriend Mark, een fan van de koosnaam ‘poepie’. Beiden trachten te leven van strips (geen sinecure, maar die vrijheid!) en Maaike maakt met hem herkenbaar de meeste fasen van het broze wonder der liefdesrelatie mee. Wanneer ze beslissen op vakantie te gaan naar Ljubljana (“17-2-99”), weten ze nog niet dat dat de aanleiding vormt voor de tweede dagboekjeshelft.

29 april 1999 (detail)

Ze ontmoeten er een paar Servische striptekenaars en het zijn hun latere ervaringen met de bombardementen en ander oorlogsgeweld in hun thuisbasis en het naburige Kosovo, die vanaf dan centraal staan. Een van hen bleek zowaar Aleksandr Zograf (“Saša”), uit mijn allereerste Kibikpost. Ze corresponderen erop los met Maaike, als hun geteisterde internetverbindingen het toelaten tenminste. En Maaike beseft diepmenselijk hoe ze via haar stripjes – die werden voorgepubliceerd – een stem kan geven aan ‘gewone ex-Joegoslaven’. Dat is wel nodig, te midden van al die westerse (VS-, NAVO- en andere) retoriek dagelijks in ons nieuws.

11 mei 1999 (detail): dat Belgische Belgrado moet wel de Naamse deelgemeente Belgrade zijn. Zograf zou het er in zijn eigen Regards from Serbia (2007: 132) nog een keer over hebben.

Geregeld houdt Maaike het niet meer – en ook voor de doorsneelezer (zeker zoveel jaren later) is het soms te veel van het goede. Het getuigt dan ook van zelf- en stijlkennis wanneer het Maaikefiguurtje, de wanhoop nabij – achtergrond alweer pikzwart –, verzucht: “mijn poppetjes zijn te veel poppetjes”. Hier en daar is er zeker ook plaats voor relativerende, anekdotische humor, maar wat aan het eind blijft doorklinken is het morele vraagstuk: (hoe) kunnen we in het Westen onze aandacht houden bij ‘slecht nieuws’ uit de Balkan?

23 april 1999 (detail)

De dame en de alligator

Omdat het initiële opzet van Kibik/Кибик een Balkanboekenclub was, hebben we het plezier op tijd en stond een Balkanboek te mogen lezen. Deze maand verschafte het mysterieuze Die nacht zag ik haar van de Sloveense schrijver Drago Jančar me een flinke dosis pendelpret.

In vijf hoofdstukken komen evenveel vertellers aan het woord, die onafhankelijk van elkaar en vanuit hun eigen beleving, relaas doen over Veronika en Leo, een buitengewoon en excentriek echtpaar dat op een nacht in 1944 onder mysterieuze omstandigheden verdween. De vertellers, die tevens figuranten zijn in de hoofdstukken waarin ze zelf niet aan het woord zijn, halen herinneringen op, speculeren over hun lot en hopen op een brief met een gunstig bericht of spoedige terugkeer.

Het verhaal is geïnspireerd op de historische gebeurtenissen rond Ksenija en Rado Hribar, nazaten van een rijke familie industriëlen uit Rijeka. Om de leespret niet te bederven, zullen we hier niet verder uitweiden over hun lotgevallen. Toch willen we u enkele leuke wetenswaardigheden over de kleurrijke Ksenija Hribar niet onthouden. Zo had zij een alligator als huisdier die ze vaak aan de leiband meenam voor een wandeling door Ljubljana en was zij de eerste vrouw in het voormalige Joegoslavië die een vliegbrevet behaalde.

Bronnen:

Drago Jančar; Die nacht zag ik haar; uitgeverij Querido; 2018; vertaling: Roel Schuyt

Oorspronkelijke titel: To noč sem jo videl, 2010

https://radio.hrt.hr/radio-rijeka/clanak/drago-jancar-moja-najpoznatija-knjizevna-junakinja-zapravo-je-rijecanka/198534/

Afbeelding: 

Ksenija Hribar; Archive Strmol Castle

Hebben Sloveense honden snorren? Ivan Cankars Jernej verstript

Wie Slovenië wat kent, kan zich afvragen hoe dit alpiene land met zijn ‘Italiaanse’ kuststadjes in ’s hemelsnaam een Kibikstek heeft verdiend tussen al die (echte) Balkanlanden. Dát is voer voor een later bericht. Eerst terug naar deze zomer: toen las ik – met dank aan Ivana Petric Lasnik – een verstripping van de Sloveense klassieker, De knecht Jernej en zijn recht (Hlapec Jernej in njegova pravica, 1907) van Ivan Cankar.

Ivan Cankar (1876-1918)

Als je als stripmaker tijdens de Koude Oorlog het ongeluk had om in Oost-Europa actief te zijn, kon dat al met al nog het best in Joegoslavië. Ook in het nieuwe Oost-Europa blijven de ex-Joegoslavische landen, vooral Servië, Kroatië, maar ook Slovenië, toonaangevend qua stripcultuur. Niet helemaal verwonderlijk dus dat de honderdste verjaardag van Ivan Cankars overlijden de aanleiding is geweest om de notoir besnorde schrijver te eren via het stripmedium.

Reekslogo Cankar v stripu

Van het (voorlopig?) driedelige Cankar v stripu (Cankar in stripvorm) is bij mijn weten nog maar één deel vertaald. Inderdaad, die Jernejverstripping, en wel in het Duits. Handig voor wie geen verstrippingen wil lezen zonder eerst van de plaatjesloze versie te hebben geproefd: achter de strip staat het verhaal zelf afgedrukt, vertaald door Oostenrijker Erwin Köstler (2018: 84-167).

Op de cover lezen we: “Eine tragische slowenische Hundegeschichte frei nach Ivan Cankar”. Vrij is de adaptatie door Igor Šinkovec en Žiga X Gombač in elk geval. De verstripping is minder kafkaiaans, minder Weens ook, en minder ‘menselijk’ dan het origineel: alle personages kregen hondenkoppen. 

Denk bij die dierenkoppen weliswaar niet meteen aan Art Spiegelmans Maus. Hoewel Jernej meer dan tragisch genoeg is, is het doelpubliek van deze slechts 74 pagina’s tellende strip stukken jonger dan dat van Spiegelmans meesterwerk over Auschwitz. Dat de verstrippers Cankars parabelachtige vertelling over een oude knecht die na de dood van zijn heer gerechtigheid wil, luchtig benaderden, zie je hier:

Šinkovec & Gombač (2018: 57)

Fans van het romantische, Habsburgs gezellige Ljubljana herkennen zeker het iconische standbeeld voor nationale dichter France Prešeren (de Sloveense Dante) en zijn muze, dé plek om af te spreken in de stad. En wie is die fors besnorhaarde hond aan dat tafeltje boven dat standbeeld?